– [Verteller] Het ademhalingssysteem bestaat uit een reeks doorgangen en kanalen die lucht van buitenaf het lichaam naar de longen binnenin brengen. Lucht komt eerst door de neusgaten binnen en in de neusholte, waar fijnstof, potentieel schadelijk afval zoals bacteriën en vuil, eruit worden gefilterd door haren en slijm, en schonere lucht wordt verwarmd en bevochtigd. Lucht kan ook door de mond stromen, en de keelholte en het strottenhoofd bereiken voordat het in de hoofdluchtweg, de luchtpijp wordt geleid, een kraakbeenbuis bestaande uit gladde spieren dat zorgt voor de samentrekking en ontspanning die nodig is tijdens de ademhaling. Terwijl de luchtpijp naar de borstholte leidt, splitsen de uiteinden in twee bronchiën, overeenkomend met de linker en rechter longen, die worden omgeven door meervoudige membranen en inferieur worden gebonden door het middenrif. Binnen elke long splitst een bronchus zich in steeds kleinere takken die bronchioli worden genoemd. Op de kleinste punten zijn alveolaire kanalen, onderverdeeld in kleine zakjes alveoli, dunne lagen parenchymcellen. Een dergelijke organisatie biedt een groot oppervlak voor gasuitwisseling met de bloedsomloop.