– [Instructeur] In het skeletstelsel kan de structuur van botweefsel worden geïllustreerd in een lang bot zoals het dijbeen, waar er twee soorten botweefsel zijn, namelijk compact en spongieus. Het compacte bot wordt bedekt door een membraan dat het periosteum wordt genoemd en dat bindweefsel, haarvaten en zenuwen bevat. De aangrenzende buitenste vaste laag die zich langs de diafyse, de schacht, bevindt, vormt een dicht beschermend omhulsel rond het medullaire kanaal, de holte waarin het gele beenmerg, dat voornamelijk uit vetcellen bestaat, wordt opgeslagen. Deze ruimte is ook bedekt met een dun laagje, het endosteum, waarin botgroei, herinrichting en herstel plaatsvinden. Binnen de compacte laag bevinden zich osteonen, structurele eenheden in concentrische ringen, lamellen genaamd, die osteoblasten bevatten, cellen die cruciaal zijn voor de botvorming en -groei. Deze cellen rijpen uiteindelijk uit tot osteocyten in de holle ruimte van de lacune. Door het centrum van elke osteon loopt het Haversiaanse kanaal dat nog meer bloed- en lymfevaten en zenuwvezels bevat. Richting de ronde uiteinden van het lange bot, de epifyse, bevindt zich het tweede type botweefsel dat bekend staat als spongieus bot. Deze binnenste laag bestaat uit een honingraatachtig netwerk van trabeculae, gegroepeerde rangschikkingen die zich vormen langs de scheidslijnen van stresspunten om met minimale massa de kracht te maximaliseren. Tussen elke trabeculaire porie bevindt zich het rode beenmerg dat hematopoëtische stamcellen bevat die uitgroeien tot rode en witte bloedcellen en bloedplaatjes die uiteindelijk in de bloedsomloop en het lymfesysteem terechtkomen.