Planten halen anorganische mineralen en water uit de bodem, die fungeert als een natuurlijk medium voor landplanten. De samenstelling en kwaliteit van de bodem is niet alleen afhankelijk van de chemische bestanddelen, maar ook van de aanwezigheid van levende organismen. Over het algemeen bevatten bodems drie hoofdcomponenten:
Een gezonde bodem heeft voldoende lucht, water, mineralen en organisch materiaal om de plantengroei te bevorderen.
Op basis van zijn fysieke structuur is de bodem samengesteld uit vier verschillende lagen:
De O-horizont omvat vers ontbindend organisch materiaal, wat ontstaat uit de ontbinding van planten, dieren of micro-organismen. Het is ook bekend als de bovengrond. Deze humuslaag is belangrijk voor het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid, het vocht en het vasthouden van lucht. Hoewel de humus een kleiner percentage van het totale bodemvolume uitmaakt, is het essentieel.
De A-horizont is een mengsel van organische en anorganische componenten en is het begin van echte minerale grond die gevormd is door de verwering van gesteente.
De B-horizont, of ondergrond, is een laag fijne klei die minder vruchtbaar is dan de bovengrond. Het is rijk aan vocht en vertoont minder biologische activiteit dan de bovengrond.
De C-horizont omvat de onderliggende verweerde rots. Onder de C-horizont ligt doorgaans het gesteente dat fungeert als moedermateriaal bij bodemvorming.
Bodemvorming
De bodem vormt zich als gevolg van fysische, chemische en biologische verweringsprocessen die inwerken op het moedergesteente. In het geval van fysieke verwering, vormt de aarde zich door mechanische acties zoals temperatuurverandering, wind, vorst, schuring of aardbevingen, die allemaal de afbraak van het gesteente kunnen veroorzaken. Bij chemische verwering reageert het gesteente met water, zuur of andere chemische componenten. Biologische verwering wordt daarentegen beïnvloed door gravende dieren en plantenwortels die in de scheuren van de rots groeien, waardoor deze splijt.
Over het algemeen wordt het type grond dat zal worden geproduceerd bepaald door vijf belangrijke op elkaar inwerkende factoren: samenstelling van het moedermateriaal, het type organisme dat er leeft, de klimatologische omstandigheden, topografie en tijd. De wisselwerking tussen deze factoren leidt tot een oneindige verscheidenheid aan bodems op aarde.